Hier vind je de antwoorden van de BPR quiz
A. 2. Klein wijkt voor groot: De kleine zeilboot moet wijken voor de grote motorboot.
B. 5. Loef wijkt voor lij: De bovenste boot moet wijken, het is de boot aan loef. Beide boten hebben het zeil over bakboord.
C. 3. Motor wijkt voor spier, wijkt voor zeil: De motorboot moet wijken, die wijkt voor spierboten.
D. 3. Motor wijkt voor spier, wijkt voor zeil: De motorboot moet wijken, die wijkt voor zeilboten.
E. 1. Stuurboordswal houden: De zeilboot moet wijken, want de motorboot vaart stuurboordswal.
F. 4. Stuurboord wijkt voor bakboord: De linker boot moet wijken, die heeft de zeilen aan stuurboord.
G. 3. Motor wijkt voor spier, wijkt voor zeil: De spierboot moet wijken, want die wijkt voor zeilboten.